|
||||||||
|
Als een mens actief blijft in de branche van de platenrecensies, leert hij af en toe nog eens iets bij. Zo was het verschijnsel van de “remittance men” mij volkomen onbekend. Dat waren, zo leert mij het wereldwijde web, mensen die, vanwege hun gedrag, om omdat ze ongewenste kinderen waren van rijkelui, naar koloniën van het Engelse moederland gestuurd werden en elke maand een toelage kregen om vooral niet terug te keren. Zo’n beetje het tegenovergestelde van onze gastarbeiders, die hier komen werken om de achtergebleven familie financieel te ondersteunen. De nieuwe band-met-die-naam komt uit de wijde omgeving van Boston, Massachusetts en werd gevormd tijdens de Covid-pandemie: omdat er toch niks anders te doen was en je toch ergens mee bezig moest zijn. In één moeite schreef leider Tom Robertson een achttal nummers bij elkaar en die werden, samen met covers van Tom Petty’s “Down South” en “Nobody” van de hier nog altijd veel te onbekende liedjesschrijver Tim Gearan, in de loop van de twee pandemiejaren onder het toeziend oog van gitarist en producer Andy Santospago, die trouwens geregeld te zien is in de band van de al genoemde Tim Gearan. Ik zal mezelf allerminst beschouwen als kenner van de hedendaagse Boston-scene, maar als ik de lijst bekijk van de mensen die Robertson enige hand- en spandiensten aanreikten voor deze plaat, kom ik uit bij een adjectief als “uitermate indrukwekkend”: Chris Anzalone hoort bij Roomful of Blues,Kris Delmhors en Mark Erelli zijn ons welbekend,Zach Hickman misschien iets minder, maar hij speelt wel met Ray LaMontagne en Josh Ritter, Eilen Jewell is ook al bekend onder eigen naam, in tegenstelling wellicht tot Joe Kessler, die onderdak vindt bij Jimmy Ryan; Danielle Miraglia is dan weer de rijzende ster uit de blueswereld en pianist James Rohr hoort bij The Blue Ribbons. Dat zijn stuk voor stuk namen waar je kunt mee buiten komen, zeker als je ze inhuurt voor een bijdrage aan goeie songs en daarvan staan er ruim voldoende op deze heerlijke plaat. Van de covers kennen we de originelen, maar het is toch voornamelijk het eigen werk van Robertson dat onze aandacht vraagt. Qua stem zit die mens knàl in het midden tussen de beide wijlens Tom Petty en John Prine en qua songs bestrijkt hij zowat het hele gamma aan “muziek-met-wortels”, dat we kennen, van blues en tex-mex tot heuse rock en Northern country, van ballads als opener “1973 (life on the High Seas)” of “Lonely & Silent” tot het huppelende “Hacienda Santa Rosa”tot songs die eer willen bewijzen aal geschreven fictie uit het verleden (het nogal naar Springsteen neigende “Lila Page 8” en het door Eilen Jewel van fijne duetzang voorziene “A Room In Birmingham 1919”). Tel dat allemaal samen en je krijgt een bijzonder gevarieerde plaat, die -het kan niet echt toevallig zijn- uitkomt op een label dat zich “Blonde on the Tracks” noemt. Een beetje muziekliefhebber heeft niet meer aansporing nodig om te gaan luisteren, toch? (Dani Heyvaert)
|